Over de Zeelandbrug, Burgh-Haamstede en Frans Naerebout
Vuurtoren Burgh Haamstede
Als vuurtorenwachter in vroeger tijd had je een druk bestaan, dat uit meer bestond dan het elektrische licht aan doen bij het invallen van de schemer en weer uitdoen in de morgen. Er is een tijd geweest dat er dagelijks een raderwerk opgewonden moest worden om de lenzen rond het licht te laten draaien. Ook was het de taak van de vuurtorenwachter om de ‘Fresnel-lenzen’ te polijsten zodat de lichtbundel helder en scherp bleef. Dit gold ook voor de ramen rondom zowel aan de binnen- als de buitenzijde. Een vuurtorenlamp kon stuk gaan of een zekering doorsmelten, dan moest er direct een nieuwe lamp of zekering geplaatst worden. Of de noodgenerator aangeslingerd, als het elektriciteitsprobleem buiten de vuurtoren lag. Ook dat behoorde tot de taak van de vuurtorenwachter, de noodstroomgenerator paraat houden. Maar de vuurtorenwachter hield ook uitkijk, in de eerste plaats over zee, naar schepen op drift of uit de koers, de vuurtorenwachter kon dan de loods-, sleep- of reddingsdienst alarmeren. Maar de vuurtorenwachter keek ook uit over de duinen, om te alarmeren bijvoorbeeld bij een duinbrand of een verdwaalde. En op zeker moment kwam daar de ‘uitluistertaak’ bij over de scheepsradio. En het doen van meteorologische waarnemingen zoals bewolking en de windrichting. Al met al had een vuurtorenwachter het nodige te doen, de ogen en oren, stem en handen van de kust zijn. Ware het niet dat de meeste vuurtorens van Nederland tegenwoordig onbemand zijn, dankzij de voortschrijdende techniek.

Het bankbiljet van 250 gulden, daar stond de vuurtoren van Burgh-Haamstede op afgedrukt. En laat het lichthuis van deze vuurtoren nu opgesteld zijn als vergaderruimte van WSV Burghsluis, na eerst een tijdje als havenkantoor gefungeerd te hebben. Heeft de vuurtoren van Burgh-Haamstede dan geen lichthuis meer? Jawel, maar een ander, een sterkere, om een draaiende radarantenne te kunnen dragen. Dat kon dit lichthuis uit 1882 niet dragen. Maar nu is het dus een vergaderruimte met een verrassing in zich: tegen het plafond is de originele windroos bewaard gebleven met de functionerende windwijzer. ‘Noord ten Westen’ duidt de windwijzer op de foto aan. De taak van de vuurtorenwachter van eens om dat in het logboek te noteren.

Frans Naerebout
Heeft u weleens van Frans Naerebout gehoord? Naerebout was Zeeuw in hart en nieren en een man van het water. Geboren in Veere op 30 augustus 1748 als telg in een vissermansgezin. Nu heeft Veere een rijke historie en rijke dagen gekend met handel overzee, maar Naerebout was visser. En daarom verkoos hij ook bijverdienste, door zich als loods, als gids in de Zeeuwse wateren op te werpen. Het verhaal gaat dat op 25 juli de Oost-Indiëvaarder Woestduyn uit Middelburg op een bank strandde bij Zoutelande, vlak bij Vlissingen. De Verenigde Oostindische Compagnie had destijds in Vlissingen wel een vaartuig klaarliggen voor dit soort calamiteiten, maar de lieden van de VOC vonden het te spannend om uit te varen. Van je collega’s moet je het maar hebben. Echter, Frans Naerebout en zijn broer Jacob en nog zeven anderen hadden wel de moed, en redde daarmee 71 opvarenden van de Woestduyn. De vloed verhinderde nog langer bij de Woestduyn te blijven, maar bij het volgende laagwater werden er nog eens 16 zeelieden gered door Naerebout.

Loodsdienst
Deze heldendaad was niet onopgemerkt gebleven, ons kent ons op het eiland Walcheren, en zo kwam Naerebout in dienst bij de Oostindische Compagnie waar hij loodsdiensten verrichtte, maar daarnaast ook reddingswerk. Verteld wordt dat Naerebout in 1788 zeilschip de Zuiderbank wegloodste van de kust van West Kapelle, en aan boord bleef tot aan Plymouth, de eerst aangelopen haven. ‘Wat blijft Frans lang weg’ zullen ze thuis vast gedacht hebben. In 1795 zou iets dergelijks gebeurd zijn met het zeilschip de Voorland. Toen kon Naerebout pas afstappen op Kaap de Goede Hoop. Zuid Afrika. Dat waren nog eens loodsreizen!
Goese Sas
Maar om een lang verhaal kort te maken, op een zeker moment liep de handel van Vlissingen en de VOC terug, en daarmee de loodsdienst op de rede van Vlissingen en Veere. Frans Naerebout zocht zijn bijverdienste in de garnalenvisserij, en werd lichtopsteker op Oost-Beveland, aan de Wilhelminapolder. Vuurtorenwachter zeg maar. En daarnaast havenmeester en sluismeester van Goese Sas. Waar hij op 29 augustus 1818 als zeventigjarige overleed. De mythe rond Frans Naerebout verteld dat hij uiteindelijk een karig bestaan leidde, wonende in een houten huis bij het lichtbaken. Dat op zeker moment verzwolgen is door de Oosterschelde. Desondanks, Naerebout ligt begraven in de Grote- of Maria Magdalena Kerk van Goes. Zoals we al zeiden, een man van het water: visser, redder, loods, lichtwachter, haven- en sluismeester.

Zeelandbrug
De haven van Kats op het Zeeuwse Noord-Beveland is vanaf het water van de Oosterschelde goed te vinden. Mits het zicht goed is welteverstaan. Vanwege de twee flinke portaalkranen aan de oever die er al decennia staan als herkenningspunten aan de wal. Het zijn de kranen die geconstrueerd zijn voor de bouw van de ruim vijf kilometer lange Zeelandbrug over de Oosterschelde. Evenals de haven van Kats zelf, aangelegd als werkhaven voor de bouw van de Zeelandbrug. Het plaatsje Kats zelf ligt op ongeveer twintig minuten lopen vanaf de haven. Het merendeel van de havenkom is nu in gebruik als jachthaven met drijvende steigers vanwege het getij. Onder de kranen staan vervallen nissenhutten waar ook werkzaamheden voor de Zeelandbrug werden verricht. Soms worden de portaalkranen zevenenvijftig jaar na dato nog gebruikt voor andere hijsklussen.
Constructie
Het is indrukwekkend hoe de Zeelandbrug is geconstrueerd. Op het internet zijn daar publicaties van te vinden. Van hoe alle betonnen elementen hier zijn gebouwd. Het beginsel is dat van ‘spanbeton’. Om te beginnen holle betonnen cilinders van een flinke diameter, de ‘pijlerpalen’ waarvan er afhankelijk van de waterdiepte en bodemgesteldheid meerdere aan elkaar zijn verbonden door inwendige stalen spankabels.

Pontons voor transport en gewicht
In horizontale ligging zijn deze tientallen meters lange pilaren tussen twee pontons naar hun definitieve positie gevaren, aldaar in een verticale positie gekanteld door een drijvende bok, en vervolgens op de bodem van de Oosterschelde gezet. Vervolgens werden de drijvende pontons die eerst als transporteurs zijn gebruikt als gewichten ingezet door de pontons aan de betonnen kolom op te trekken, en daarmee de pijlers de grond in drukkend, de pontons hangend aan kabels. Zo zijn er drie pijlerpalen per brugpijler naast elkaar komen te staan.
Koppel- en pijleropzetstukken
Vervolgens zijn er betonnen tussenstukken op de drie pijlers geplaatst, de ‘koppelstukken’, dit zijn de laagste delen van de Zeelandbrug die vrijwel altijd deels zichtbaar zijn boven water. Deze zijn eveneens met staalbewapening uitgevoerd en volgestort met beton. Waarna de omgekeerde V-vorige elementen geplaatst zijn, de ‘pijleropzetstukken’ ook weer geconstrueerd nabij de werkhaven van Kats uit twee delen. En daarop weer het zogenoemde ‘hamerstuk’, in de tekening ‘brugstuk A’ bovenop dat een deel van het wegdek draagt.

Brugstukken
Wat ook weer interessant is, dat is hoe de brugdelen met het wegdek onderling met elkaar zijn verboden en worden gedragen. Dit gebeurd ook weer door spankabels die lopen door de ‘brugstukken’ en de brugdek-delen heen, welke op spanning zijn gebracht door trekmechanismen vanaf beide zijden. Waarbij op het laatst ook de sluitstukken zijn gestort uit beton. Al met al een indrukwekkend staaltje bruggenbouw halverwege de jaren zestig.
Spankabels
Laatst reden wij over de A16 en zagen in het voorbijgaan elementen voor nieuwe fly-overs van het Terbregseplein. En namen ook daar door ‘kabelgoten’ heen spankabels waar, die de brugdelen met elkaar gaan verbinden. Ook daar gaat straks al het voorbijgaande verkeer overheen. Allemaal hangende aan een draadje …