Lichtschip 12 Noord-Hinder
Lichtschepen zijn schepen bedoeld om een baken in zee te zijn. Daartoe zijn zij voorzien van een lichtopstand vergelijkbaar met een vuurtoren aan de wal. Uitzonderingen daargelaten hebben lichtschepen geen eigen voortstuwing, maar worden zij naar hun positie op zee versleept en daar geankerd. Zo hebben er voor de kust van Nederland lichtschepen gelegen met het opschrift Noord-Hinder, Goeree, Maas, Texel en Terschellingerbank. Lichtschip 12 is het laatste lichtschip dat in gebruik is geweest voor de Nederlandse kust. Lichtboeien en lichtplatforms hebben de functie van lichtschepen overgenomen. Het is in 1963 en heeft bemand en onbemand tot 1994 dienst gedaan. Haar laatste positie was in de nabijheid van de Belgische banken voor de Zeeuwse kust.
Technische gegevens
Scheepswerf: De Waal, Zaltbommel Bouwjaar: 1963 Tewaterlating: 12 maart 1963 Plaatsen van lichtopstand: 29 mei 1963 Overdracht aan het Loodswezen: 24 juli 1963 Lengte over alles: 45,40 meter Breedte over alles: 8,35 meter Holte: 4,65 meter Diepgang: 2,85 / 3,15 meter Waterverplaatsing: 510 ton Elektriciteit: aanvankelijk Kromhout dieselmotoren in 1981 vervangen voor SAMOFA dieselmotoren Uit dienst genomen: 21 maart 1994 Lichtkarakter: 2 schitteringen per 10 seconden Fl(2) 10 sec Optiek: fresnellens 18 meter boven zeespiegel Lamp: Brandaris gloeilamp 70 volt Vermogen: 4200 Watt Lichtsterkte: 1.900.000 Candela Lichtbereik: 27 Zeemijl Racon lichtschip NH: Lettersein M (— —) Racon boei NH: Lettersein T (—)
Lichtschip paddestoelanker
Om lichtschepen te verankeren worden dikwijls zogenoemde paddestoelankers gebruikt. Het spreekt voor zich dat het bij lichtschepen meer nog dan bij andere schepen van belang is op de plaats te blijven liggen. Het paddestoelanker heeft vanwege het relatief grote gewicht en ingravend deel een grote houdkracht, vooral op zachte bodems en zandgrond. Daarbij kan de ankerketting zich niet verstrengelen met het anker, of achter de armen of stok blijven haken. Dit is belangrijk, niet alleen bij het ten anker laten gaan, maar ook vanwege het kenterende tij, ofwel de omkering van de stroomrichting van het water. Het lichtschip zal zich dan om het anker heen bewegen, waarbij het belang is dat anker en ankerketting niet verstrengeld raken. De kegelvormige openingen rond de rand helpen de zuigkracht te verlagen, wanneer het anker wordt gelicht.
Bemand en onbemand
De laatste jaren waren Lichtschepen zoals de ‘12’ onbemand. De aan boord geïnstalleerde apparatuur werd radiografisch bediend vanaf de wal. Maar in de beginperiode waren lichtscherm bemande schepen: een gezagvoerder, ‘stuur’lieden, machinisten, bootslieden, matrozen en een kok. Om taken als communicatie met passerende schepen, meteorologische waarnemingen en scheepsonderhoud te doen. De dieselgeneratoren dienden onderhouden en bediend te worden, opdat het licht zou blijven branden. Denk daarbij ook aan de misthoorn. Een belangrijke taak was ook het nagaan van de positie van het lichtschip. Bij stormgetijden kon het voorkomen dat het lichtschip van de plaats was geraakt waarbij sleephulp moest worden ingeroepen. Daartoe bewezen de betonningsvaartuigen dienst. Reden waarom het betonningsvaartuig Delfshaven met een beting (sleepbolder) was uitgerust.
Aflossing en bevoorrading
De bemanning verbleef in beginsel twee weken aan boord alvorens afgelost te worden. Daarvoor diende de jol, om bemanningsleden maar ook victualiën (voedselvoorraad) en goederen over te zetten, bijvoorbeeld naar het betonningsvaartuig (bijv. de Delfshaven) de loodsboot (zoals de Rigel) of loodstender (de Zilvermeeuw).
Lees hier meer over Lichtschip 12
En hier over de restauratie van lichtschip LV 605