Schaal van Beaufort in windsnelheden
Sir Francis Beaufort stelde als zijnde commandant van het fregat Woolwich van de Royal Navy een schaal op met een verdeling in 13 windsterkten en de mogelijke zeilvoering. De schaal bleek een hanteerbaar systeem, zodanig dat 1838 de Royal Navy voor ging schrijven dat in scheepslogboeken eenduidig de schaal van Beaufort gehanteerd diende te worden voor de aanduiding van de windkracht. Om daarmee onder- of overschatting van de wind te beperken.
De schaal van Beaufort bleek zo bruikbaar dat na verloop van tijd de schaal ook buiten het Britse koninkrijk gebruikt ging worden. Bij de overgang van de zeilvaart naar werktuiglijk voortbewogen schepen, en de mogelijkheid tot het meten van windsnelheden werd de schaal aangepast met daarbij de beschrijvingen van zee en land. In de huidige schaal van Beaufort wordt dus niet meer uitgegaan van zeilvoering, maar van windsnelheden. Feitelijk gaat het dus bij de schaal van Beaufort niet over ‘kracht’ maar ‘snelheid’.
Schaal van Beaufort in windsnelheden
Windsnelheden
0 Windstil
0 – 0,2 m/sec < 1 Knopen1 Zeer zwakke wind
0,3 – 1,5 m/sec 1 – 3 Knopen2 Zwakke wind
1,6 – 3,3 m/sec 4 – 6 Knopen3 Zeer matige wind
3,4 – 5,4 m/sec 7 – 10 Knopen4 Matige wind
5,5 – 7,9 m/sec 11 – 16 Knopen5 Vrij krachtige wind
8,0 – 10,7 m/sec 17 – 21 Knopen6 Krachtige wind
10,8 – 13,8 m/sec 22 – 27 Knopen7 Harde wind
13,9 – 17,1 m/sec 28 – 33 Knopen8 Stormachtige wind
17,2 – 20,7 m/sec 34 – 40 Knopen9 Storm
20,8 – 24,4 m/sec 41 – 47 Knopen10 Zware storm
24,5 – 28,4 m/sec 48 – 55 Knopen11 Zeer zware storm
28,5 – 32,6 m/sec 56 – 63 Knopen12 Orkaan
32,6 m/sec 63 – 117 Knopen
Schaal van Beaufort, kenmerken op volle zee
Op volle zee
0 Windstil, spiegelgladde zee
1 Zeer zwakke wind,
golfhoogte van 0 tot 0,3 meter.
Kleine golfjes maar zonder schuimkam,
de zee heeft een rimpelig geschubd oppervlak.2 Zwakke wind,
golfhoogte van 0,3 tot 0,6 meter.
Kleine doorzichtige korte golven die niet breken.3 Zeer matige wind,
golfhoogte 0,6 tot 1,2 meter.
Kleine korte golven waarvan sommige schuimkammen beginnen te breken.4 Matige wind,
golfhoogte 1 tot 2 meter.
De golven worden langer, vrij regelmatig brekende schuimkoppen.5 Vrij krachtige wind,
golfhoogte 2 tot 3 meter.
Matige golven die zich opbouwen, een aanschietende zee
met verwaaiende spray, een veelheid aan schuimkoppen,
hier en daar opwaaiend schuim.6 Krachtige wind,
golfhoogte 3 tot 4 meter.
Grotere golven, schuimplekken, vrij veel opwaaiend schuim.7 Harde wind,
golfhoogte 4 tot 5,5 meter.
Golven worden hoger, beginnende schuimstrepen.8 Stormachtige wind, golfhoogte 5,5 tot 7,5 meter.
Afwaaiende matig hoge golven, schuimstrepen.9 Storm, golfhoogte 7 tot 10 meter.
Hoge golven, rollers, zicht wordt slechter door schuimvlagen.10 Zware storm,
golfhoogte 9 tot 12,5 meter.
Zeer hoge golven, zee wordt wit van het schuim,
overslaande rollers, verminderd zicht.11 Zeer zware storm,
golfhoogte 11,5 tot 16 meter.
Extreem hoge golven, zee geheel bedekt met schuim,
sterk verminderd zicht.12 Orkaan,
golfhoogte meer dan 14 meter.
Extreem hoge golven, de lucht is vol met verwaaid water en schuim,
zee volkomen wit, vrijwel geen zicht meer
Oorspronkelijke schaal van Beaufort (1806)
Oorspronkelijke schaal
0 Stil. Geen vertier Stil liggend.
1 Flauw en stil. Alles bij inclusief lijzeilen.
Net genoeg vaart om te kunnen sturen.2 Flauwe koelte. Alles bij inclusief lijzeilen.
Snelheid 1-2 knopen, schip kan manoeuvreren.3 Lichte koelte. Alles bij inclusief lijzeilen.
Goed manoeuvreerbaar schip, snelheid 3 tot 4 knopen.4 Matige koelte. Alles bij inclusief lijzeilen.
Goed manoeuvreerbaar schip, snelheid 5 tot 6 knopen.5 Frisse bries. Bovenbramzeilkoelte.
Bij ruime en voor de windse koersen
kunnen alle zeilen net nog gevoerd worden.6 Matige wind. Bramzeilkoelte.
Enkel gereefde topzeilen en marszeilen.
De eerste riffen moeten gelegd worden om te kunnen blijven varen.7 Harde wind. Dubbelgereefde marszeilkoelte.
De bovenste zeilen op het schip moeten duidelijk minderen,
de spanning op de masten neemt toe.8 Stormachtig. Drievoudig gereefde marszeilkoelte.
De bovenste zeilen moeten verder gereefd worden.9 Storm. Dichtgereefde marszeilen en onderzeilen.
Marszeilen en bramzeilen moeten volledig gereefd zijn.10 Zware storm. Grootmarszeil en fokmoeten volledig gereefde worden.
Alleen de laagste zeilen nog gereefd gebruiken om te lenzen
of bijliggen onder stormzeilen.11 Zeer zware storm. Uitsluitend de stormstagzeilen
kunnen nog gevoerd worden Bijliggen onder de stormstagzeilen.12 Orkaan. Windkracht die door geen zeil meer te weerstaan is.
Geen zeil meer te voeren, met een drijfanker voor top en takel
de storm proberen te overleven.
Zie Weerkaarten KNMI